Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hij zeide: Gij mannen [2]broeders en vaders, hoort toe: de God der heerlijkheid verscheen [3]onzen vader Abraham, [nog] zijnde in [4]Mesopotamie, [5]eer hij woonde in [6]Charran; 2. Zo noemt hij hen omdat zij van een geslacht waren; die van gelijken ouderdom onder hen waren, noemende broeders, en die ouder of in enig ambt waren, vaders. 3. Dat is, van welken wij Joden afkomstig zijn, en waarover wij altijd roemen; Joh.8:39. 4. Zo wordt in het Grieks genaamd het land, dat midden ligt tussen de rivieren Tigris en Eufraat, in het Hebreeuws genaamd Aram Naharaim; dat is, Syrie tussen de rivieren, Gen.24:10, tot hetwelk ook gerekend werd het land van Babylonie, waar Chaldea een deel van was; Gen.11:31. Zie ook Plinius lib. 6, en cap.9:16. 5. Namelijk als hij nog woonde in Ur, ene stad van Chaldea; Gen.11:31, en Gen.15:7. 6. Dit was ene stad van Mesopotamie, over de rivier Eufraat, Gen.11:31, en Gen.28:10, en Gen.29:4; Joz.24:2, anders genaamd Charrhae, waar eertijds de Romeinse veldoverste M. Crassus van de Parthen is verslagen.